Laatst was mijn vrouw jarig. Mijn vrouw is zeker geen fietser. Ze heeft sinds 12 jaar een citybike en als ze er 500 kilometer mee heeft gereden in die jaren dan is het veel. Eigenlijk dus nog een zo goed als nieuwe fiets. Hij is zelfs in die twaalf jaar nog niet één keer gewassen. Toch besloot ik haar een nieuwe fiets te geven en vreemd genoeg was ze er erg blij mee.
Geen 21 versnellingen of een lichtmetalen frame; nee een oerdegelijke omafiets, maar dan wel in een iets hipper kleurtje. Het comfort van zo’n fiets weegt blijkbaar bij haar sterk op tegen de sportieve eigenschappen van het vorige vehikel. Een aantal dingen viel op aan die nieuwe fiets. Zo had de oerdegelijke, ouderwetse fiets een hypermodern slot met een RFID-chip erin. Verder had de fiets geen wit achterpatbord. In mijn jeugd heb ik bij de verkeersles geleerd dat een fiets in Nederland moet zijn uitgerust met minimaal één rem, een witte lamp voor en een rode lamp achter en dat de fiets moest zijn voorzien van een wit achterspatbord tot 60 cm hoogte. Later zijn er nog regels bijgekomen over een rode reflector aan de achterkant en zijreflectie op de banden of velgen. Dus de regel van het witte achterspatbord blijkt verdwenen. Aan de ene kant wel jammer, want het was toch een handelsmerk van een Nederlandse fiets. In het buitenland kenden ze niet zulke regels. Aan de andere kant deed de witte achterkant de vormgeving niet echt goed. dus daarom ook weer niet zo erg dat het verdwenen is. Maar dat witte achterspatbord was er niet voor niets. Automobilisten konden bij slecht weer toch eerder een fietser herkennen en daarmee leverde het ding onmiskenbaar een bijdrage tot de veiligheid van de fietser. Die fietser behoort zo langzamerhand enerzijds tot de elite van het wegverkeer, maar anderzijds is de fietser zowat vogelvrij. In allerlei situaties krijgt de fietser voorrang en veel verkeers- of snelheidsremmende maatregelen worden zo uitgevoerd dat de fietser midden op de weg het verkeer tegenhoudt. Neem nu de gewijzigde situatie voor café Janssen en Janssen. De fietser is koning van de kruising, maar juist zoals bij een echte koning een marionet. Wanneer de auto’s om de hoek van de Mgr. Poelsstraat scheuren zijn de fietser en de auto veroordeeld tot dezelfde rijstrook, waarbij de auto dan zijn snelheid aan moet passen aan de fietser. Vooral bij slecht zicht en onoplettendheid van de automobilist is de fietser een soort ‘drempel’ geworden. Ik mag niet hopen dat dit werkelijk zo gebeurt, want dan ligt deze kruising weer op de schop. Ik weet ook niet of de verandering van de kruising nu echt een verbetering is. Om te beginnen trekt niemand zich er iets van aan dat men vanaf het gemeentehuis niet meer linksaf mag.En hoe moet het nu met de carnavalsoptocht? Door de kinderkoppen -spekglad in de herfst en winter- en de hoge stoepranden voorzie ik problemen met de carnavalswagens. We zullen het zo meemaken. Was het niet veel simpeler geweest om de stroom verkeer vanaf het gemeentehuis helemaal af te sluiten richting koepelkerk, zoals het oorspronkelijke plan was? Als je de aanwijsborden letterlijk volgt word je ook omgeleid via de Mgr. Ariënsstraat en Mgr. Poelsstraat. In mijn ogen een veel logischer keuze dan een soort verkeerssluis te creëren met fietsende Dongenaren als verkeersremmend middel. Ik sprak laatst onze interimburgemeester en die zij al dat het verkeer een ramp was in Dongen. Hij vond dat we al op de goede weg waren, maar ik denk daar toch iets anders over. Dongen blijft met zijn lange lint een onmogelijk verkeersdorp en er zullen nog veel wegen opnieuw ingericht worden om mogelijk te leiden tot iets van verbetering. Die fiets is dan nog zo gek niet, als je tenminste zichtbaar bent. Wat mij betreft mogen ze dan weer gerust een wit achterspatbord krijgen. Anders stijgen de verkeersstatistieken van de politie weer. En daar zitten we helemaal niet op te wachten.