Ik ben al een internetgebruiker sinds half de jaren negentig. En vreemd genoeg is dat nog maar net 10 jaar geleden. Maar internet is zo vertrouwd dat je denkt dat het er al veel langer is. Het was er ook wel langer, maar niet echt toegankelijk voor de gewone consument. In het begin dacht men dat met Internet er een enorme virtuele handel zou ontstaan in no-time. Enorm veel investeringen werden gedaan in breedband en virtuele handelsbedrijven werden opgezet.
De consument was echter nog niet klaar voor deze move. Die zat nog te prutsen met zijn analoog lijntje en werd nog afgerekend per minuut. Die zag internet als speelgoed, dat bovendien nog eens flink geld kostte. De hype ging dus over, de bedrijven failliet en de aangelegde installaties werden voor een prikkie naar de volgende eigenaart overgedaan, waardoor deze relatief goedkoop breedband kon gaan aanbieden. En zo werd er in een heel wat gematigder tempo het internet uitgerold. Het grote omslagpunt ofwel trendbreuk is geweest in 2003. Toen was ongeveer in heel het land internet in breedband tegen een ook voor de gewone consument redelijke prijs te verkrijgen. En dan zie je langzamerhand het gebruik veranderen. Internet is er niet alleen om even voor je huiswerk wat gegevens te verzamelen of iets op te zoeken, maar mensen gaan winkelen op internet en vooral communiceren. Natuurlijk was er al lang e-mail, de digitale postbus, maar de overeenkomst met de echte post maakt e-mail niet echt interactief. Met ICQ en later MSN werd instantmessaging geïntroduceerd en vooral de jeugd omarmde dit communicatiemiddel. Pa betaalt de breedbandverbinding, dus er zijn geen kosten aan verbonden in tegenstelling tot het ook populaire, maar kostbare SMS-gedoe op de mobiel. Vooral jongelui zoeken elkaar op via MSN e.d. en wisselen ervaringen uit. Vaak gaat het nergens over: vergelijk het maar met het gemiddelde mobielgesprek van een tiener: “Waar zit je? Oh, ben je al thuis. We hadden over vijf minuten afgesproken. Nu ik ben er zo.” Weer tien eurocent op aan een nietszeggende conversatie. Maar dat communiceren zonder beperkingen van afstand brengt wel gevaren met zich mee. Ook internet kent zijn donkere gebieden. Wie zegt dat aan de andere kant van de lijn bij je elfjarige dochter de twaalfjarige Moniek verbonden zit. Zeker in de wat seksueel onderzoekende fase geven kinderen zich nogal bloot op dit gebied. En soms ook letterlijk. Zeker als er aan MSN o.i.d. ook een webcam is verbonden. En soms gaat dit zeer onschuldig omdat de kinderen de gevolgen ervan niet inzien. Dat die 12-jarige Moniek niet is wie ze is, maar een mannelijke geilaard, die zich aan de verhalen en plaatjes van het meisje aan de andere kant zit te verlekkeren. Of zit er een vriendje achter die ze eigenlijk wel goed kent, en waarvoor ze op dat moment alles wil doen, die vervolgens met het webcamfilmpje het meisje gaat chanteren nadat de liefde over is. Het gebeurt allemaal, het is net de echte wereld. Onlangs hebben we dit ook nog in onzer kennissenkring meegemaakt. Vaak zijn ouders zich niet bewust van deze gevaren. Ze hebben vaak helemaal geen verstand van de computer. De kinderen echter wel. Ze leren elkaar hoe ze de sporen op de PC kunnen wissen om niet ontdekt te worden door de ouders, als de ouders al dit konden opsporen. Maar de ouders weten vaak van niets. Die MSN-en nooit en zijn vaak nog zo naïef dat ze vinden dat er niets kan gebeuren zolang het kind in de beschermde omgeving van het eigen huis is. Je hoort nu ook al spotjes over het onderwerp van gevaar voor kinderen tijdens het chatten. Op zich erg goed, maar hoe leer je een neanderthaler kernfysica? Dat lukt echt niet. Ouders zijn niet de enige mensen die het niet bij kunnen benen. Ik las van de week dat leraren een onoverkomelijke kloof hebben met leerlingen als het gaat om kennis van het gebruik van internet en de PC. Ik geloof gerust dat leraren openlijk bedonderd worden door de leerlingen. Werkstukken zijn kopie- en plakstukken van het internet en de leraar denkt dat de leerling zo goed zijn best heeft gedaan. In 1999 studeerde ik af op de HEAO in Breda en daar hadden ze dit slim ondervangen. Je moest niet alleen een werkstuk maken, maar ook een procesverslag hoe je te werk was gegaan. De beide stukken samen bepaalden het punt. Het was wel een middel om de bronnen te kunnen checken. Maar leraren zijn vaak digibeten, die voor dit vak hebben gekozen vanwege het vaak niet-technische karakter. En computers worden erg gezien als technische hulpmiddelen, die bovendien voor deze groep nog knap ingewikkeld zijn. Daarbij komt dat leraren eigenwijs zijn en niets willen aannemen van anderen. Kortom voordat je het weet zitten leraren en ouders in het kamp die het niet weten, de losers. Wil je daar echt niet bij horen, doe er dan wat aan. Je bent nooit te oud om te leren.