In deze column wil ik weer eens aandacht vestigen op het centrumplan van ons dorp. Menig maal heb ik me al kritisch uitgelaten over deze plannen. Net zoals je van een lelijke eendje ook geen zwaan kan maken, zal Dongen ook met een nieuw centrum niet echt veel aantrekkelijker worden. De gemeente tracht nu Dongen op de kaart van de toerist te zetten door onze unieke onderscheidende kwaliteiten in een goed daglicht te stellen, maar tel je deze kwaliteiten op, dan blijken dat er toch maar erg weinig te zijn. Oké, Dongen heeft een aardige geschiedenis, vooral als leerindustriedorp, maar echt verheffend is deze niet geweest. Veel armoe, grote ongelijkheid en vooral stank, veel stank teisterden ons dorp. En van dit laatste dachten we vanaf te zijn door alle leerinitiatieven buiten de bebouwde kom te plaatsen, maar door de onhandige ligging van ons industrieterrein worden we nog steeds regelmatig verblijd met de misselijkmakende stank van ons verleden. Daarmee trek je de hordes toeristen niet aan. Er is de laatste jaren gelukkig wel gewerkt aan betere horeca, maar de aantrekkingskracht van ons dorp blijft toch beperkt. Ik heb geen idee voor wie zijn plezier, maar de gemeente heeft een aantal jaren geleden het plan opgevat het centrum op de schop te doen. Aanvankelijk begon wethouder Velthoven heel voorzichtig met dit plan, om geluiden uit de gemeenschap op te pikken om de kaders van dit plan vorm te geven. Moet het winkelen, recreëren of wonen worden? Dat waren zowat de vragen die gesteld werden.
Het plan kwam in een stroomversnelling terecht toen onze wethouder het onzalige idee in zijn hoofd haalde om het centrumplan te koppelen aan allerlei andere initiatieven, zoals de verplaatsing van het multiculturele centrum, de afbraak van de St. Josephkerk en het opvoeren van een schimmig spel met projectontwikkelaars, waardoor het centrumplan de gemeente nauwelijks geld zou gaan kosten. Daar heb ik helemaal niets van begrepen. Met deze afhankelijkheid wordt het allemaal wel erg complex en de geringste tegenwerking in de planvorming zorgt zo voor jaren vertraging. Maar deze koppelingen moesten worden aangebracht om de financiering van precies nul euro rond te krijgen. De wethouder wist ook wel dat hij niet met een miljoenenplan bij de gemeenschap hoefde aan te kloppen.
Maar met deze plannenmakerij wordt de omgeving wel onrustig. Ondernemers, die nu hun winkeltje in het centrum hebben, zagen megalomane programmatekeningen, waarbij hun nering werd weggevaagd. En aangezien het hun broodwinning is, vroegen ze zich terecht af, of er nog wel plaats was voor hun handel. Het gevolg is dat een echte ondernemer dan zijn risico’s gaat berekenen en besluit te vertrekken uit het centrumgebied, of denkt aan stoppen. Als we een beetje pech hebben heeft dit plan tot gevolg dat Dongen, alvorens jaren op de schop te liggen, ook nog eens met een grote leegstand te maken gaat krijgen, waardoor de bewoners er de dupe van worden. Daarmee wordt ons dorp ook zeker niet aantrekkelijker. Veel Dongenaren vragen zich dan ook af, waarom wij dergelijke ambities nastreven. Dongen is een dorp, omringd door middelgrote steden en zal nooit de allure krijgen van een stad. En nu blijkt dat er verschil van inzicht is tussen de eigenaar van de panden en de projectontwikkelaar komt het hele centrumplan weer in zijn geheel op losse schroeven te staan. Tijd dus voor de gemeente om eieren voor hun geld te kiezen. Maak duidelijk dat de plannen niet doorgaan, zodat bewoners, ondernemers en dorpelingen weten waaraan ze toe zijn.
We hebben dan niet het mooiste centrum van Brabant, maar de Dongense bewoners zijn over het algemeen behoorlijk tevreden over hun leefomgeving, waarbij een goede balans is tussen, werk, school, sport en verenigingsleven. En hebben we daarvoor een groots centrum nodig? Nee, we hebben het Wilhelminaplein als middelpunt van grote evenementen en voornamelijk winkels om boodschappen te doen. Voor het echte winkelen zal de Dongenaar –zoals hij dat de laatste vijftig jaar gewend is- toch naar Breda, Tilburg of Oosterhout trekken. Misschien een doorn in het oog van het Dongense gemeentebestuur, maar ik denk dat de Dongenaar zelf hier best mee kan leven.