Een aantal jaren geleden is stichting Donckhuys opgericht. Deze stichting met deze voor internet onmogelijke naam bundelde de drie belangrijkste niet-commerciële accommodaties in Dongen in één beheersstichting. Het ging om de Cammeleur en ’t Schouw in Dongen en de Geubel in ’s Gravenmoer. Alle drie de gebouwen kregen de naam Cultureel Centrum en worden ingezet voor een breed assortiment aan diensten. De gebruikers kunnen er een ruimte huren voor een dagdeel en kunnen daarbij een drankje erbij krijgen en als je het aangeeft kun je ook nog wel wat extra hulpmiddelen huren zoals een beamer of flipover. Ook zijn er wat vaste groepen en om de naam cultureel centrum waar te maken hebben ze ook een theaterprogramma. Niet dat daarvoor deze accommodaties geschikt zijn, maar een groot dorp moet toch wat. Totdat de Cammeleur hier voorzichtig iets mee begom, was Dongen aangewezen op het culturele aanbod van Tilburg, Oosterhout, Breda en Waalwijk. De belangrijkste culturele accommodaties van deze steden zijn allemaal binnen een half uur reistijd met de auto te bereiken, dus waarom moeten wij zo nodig in Dongen iets?
Ondanks alle goede bedoelingen kan Dongen zich toch niet meten aan deze steden. Bovendien verbaasde de Volckaert ons enkele jaren geleden, door een volwaardig theater voor heel Dongen in haar accommodatie te plaatsen, waarmee ineens ook op dat gebied het Donckhuys concurrentie kreeg. Aanvankelijk werd hier niet mee samengewerkt. Nog steeds is het culturele aanbod van de beide instellingen veel te klein en slecht te vinden. Wat wil je met zo’n oubollige naam als donckhuys met een “c” en een Griekse “y”en vier grote culturele steden in de buurt. De samenwerking is nu gelukkig wel uitgebreid met de Oosterhoutse Bussel, maar mijn mening is dat de Cammeleur als theater daarmee eigenlijk overbodig is. In mijn optiek zat de Volckaert een beetje in zijn maag met het theater als vreemde eend in de bijt en is daarom gaan samenwerken met de Bussel. Theatermaken is tenslotte geen core-business voor een zorginstelling. Wat nu als de Cammeleur zijn theateraspiraties moet opgeven: de bezettingsgraad is toch al zo slecht.
Eigenlijk is de Cammeleur meer een groot buurthuis dan een cultureel centrum. Maar waar je verwacht dat je bij een buurthuis altijd naar binnen kunt lopen, is de deur vaak gesloten. Zijn er geen activiteiten gepland op een avond of middag, dan blijft de deur op slot. Dat moet ook wel, anders lopen de kosten gierend uit de klauwen. En dus: hoe hoger de bezettingsgraad, hoe vaker dat de deur open is en hoe meer mensen deze accommodaties gaan opzoeken in ongeorganiseerd verband. Ben je nooit open, dan mis je deze aanloop. Maar er is ook gemopper vanuit de gemeenschap over het verhuur van de ruimtes. Een armlastige vereniging moet voor een bijeenkomst van leden of bestuur elk dagdeel betalen en de prijzen van een kop koffie benaderen die van een commercieel café. Vroeger hadden we in Dongen het Open Huis, waar de verenigingen gratis gebruik mochten maken van de vergaderaccommodaties en de consumptieprijs zeer laag was. Maar met de verkoop van dit gebouw is ook deze dienstverlening verloren gegaan en zijn de verenigingen aangewezen op het Donckhuys, bij mensen thuis of de kroegen. En vaak zijn dan de kroegen interessanter, omdat die meestal geen huur vragen. Dus zo wordt de bezettingsgraad van de gebouwen alsmaar lager.
De eisen bij grote activiteiten die men tegenwoordig in de gebruikersvergunning stelt aan een gebouw zijn bij nieuwbouw wel mee te calculeren, maar zijn kostbaar als een gebouw aangepast moet worden, waarmee de gebruikswaarde ook afneemt. Er mogen simpelweg minder mensen binnen. Vooral de Cammeleur, gebouwd in crisistijd en absoluut niet functioneel, heeft daar last van.
En deze negatieve spiraal brengt nu het Donckhuys aan de rand van de afgrond. Er moet bezuinigd worden, mensen moeten worden ontslaan, er worden financieel creatieve constructies bedacht om de financiële situatie gezond te krijgen. Maar wat gaat er echt veranderen? Nog nergens zie ik een businessplan van het Donckhuys hoe een gezonde bedrijfsvoering op te zetten. Misschien is het er wel, maar de aandacht in de media is alleen gericht op het oplossen van de financiële situatie. Ik had verwacht dat de stichting een businessplan zou presenteren, waarin duidelijke keuzes gemaakt zouden worden over bijvoorbeeld uitbesteding van diensten en accommodaties aan de commerciële markt, het afstoten van activiteiten etc. etc. Met minder mensen proberen hetzelfde te doen leidt alleen tot een versnelde werking van de negatieve spiraal en is er over twee jaar weer hetzelfde probleem. En bovendien verwacht ik van de gemeente wel een coöperatieve houding, want het Donckhuys zit opgescheept met een functioneel onmogelijk gebouw en is met het MFC een bedorven worst voorgehouden en heeft dus niet een benijdenswaardige positie. Wellicht is het verdwijnen van het Donckhuys nog niet zo’n slecht idee. Dan ontstaat er ruimte in de markt om dingen op een gezonde basis op te zetten. Dan hoeven de kroegbazen niet meer te mopperen dat er oneerlijke concurrentie is en is Dongen verlost van een financieringsprobleem. Je zou het gezichtsverlies kunnen noemen, maar in een tijd dat er geen geld is, moet je vervelende beslissingen nemen.
Ik wens de politiek en het Donckhuys alle wijsheid toe.