In juli is het vaste prik: Tour de France. Mijn vrouw begint dan al bij voorbaat te mopperen. Ze geeft niets om sport en dat gestoemp over die heuvelige wegen duurt haar allemaal te lang. Dat men blij kan worden dat een renner als eerste de streep haalt, doet haar niets. De vraag is overigens wel zo of het terecht is dat de man heeft gewonnen. De renners moeten bovenmenselijke inspanningen verrichten en worden daarbij door een flink aantal soigneurs en medicijnmannen geholpen in de kunst om de juiste snoepjes uit de pot te vissen om drugstechnisch onopgemerkt de jury te passeren. Iedereen weet dat de renners stimulerende middelen gebruiken en er wordt streng op gecontroleerd. Maar het is een soort kat- en muisspel.
Telkens zijn er weer middelen te vinden die op dat moment nog niet opgemerkt kunnen worden, die wel een zichtbaar resultaat opleveren. Afgelopen week zag ik bij “andere tijden sport” Peter Winnen met zijn toenmalige ploegarts vertellen over de eerste overwinning op de Alpe D’Huez van Winnen. De inmiddels hoogbejaarde arts vertelde diplomatiek dat men de middelen, die Peter voorgeschreven kreeg, tegenwoordig niet meer gebruikt, Hij zei er niet bij dat het nu ook niet meer zou mogen, maar dat was wel duidelijk. Vooral een aantal renners van een vorige generatie hebben door het veelvuldig toe laten dienen van stimulerende middelen na hun wielercarrière een moeilijke periode gehad, waarvan sommigen geestesziek werden of vroeg overleden waren. Dat wil men voorkomen, net zo goed als competitievervalsing. Maar iedereen weet dat mensen niet gemaakt zijn om keihard tegen bergen aan te fietsen, dus kun je jezelf hooguit verbazen over de kracht van de atleten.
Persoonlijk vind ik het wel mooi. De renners rijden door het mooie Frankrijk en stiekem zie je toch prachtige delen van het land, waar de Franse regie zeker aandacht aan besteedt. Dat vinden dan de Nederlandse commentatoren maar niets, die hebben als oud-wielrenners alleen maar oog voor de koers. Ze vergeten daarbij een aantal dingen. De Tour de France is er in de eerste plaats om Frankrijk op de kaart te zetten. Dat fietsen is een bijzaak. Op de tweede plaats kijken er niet alleen sportfanaten, maar ook mensen –vooral vrouwen- die meer geïnteresseerd zijn in de omgeving waar gereden wordt: de leuke huisjes, de smalle straatjes, het ontbreken van drempels, de châteaus en kloosters, de bossen, meren, bruggen, hoeveel Nederlanders en de toeschouwers. Vraag de gemiddelde kijker wie er vorig jaar tweede is geworden in de Tour, en hij zal of flink na moeten denken of het vergeten zijn, terwijl hij of zij toch uren het evenement heeft gevolgd.
Een ander fenomeen is alles er omheen. Al jaren zijn er dagelijks programma’s die over de Tour de France gaan. Van oudsher op de publieke zender gepresenteerd door de ietwat arrogante en zelfverheerlijkte Mart Smeets en als je van wat meer testosteron houdt, moet je bij het meer macho programma van de commerciëlen zijn “Tour du Jour”. Voor de echte liefhebber is men zo kies om beide uitzendingen niet op hetzelfde tijdstip uit te zenden. Jammer is dat een uitgebreide samenvatting, zoals vorig jaar nog te zien was nu ontbeert. Heb je de Tour die dag gemist, dan kun je bij Studio Sport nog wel een korte samenvatting zien, die slechts beelden bevat vanaf tien kilometer voor de finish. Toch al met al zo’n vijf uur per dag tourgedoe. Als je dan geen liefhebber bent is dit geen feest.
Des te blijer is de niet-liefhebber dat de vierde zondag van juli in zicht komt. Eindelijk voorbij. Nog even een aantal rondjes rond de Champs Elyssée, al was het een tien-kilometer schaatstocht, en het is weer over. Goed onthouden wie tweede is geworden, want ik durf te wedden dat je dat volgend jaar anders weer vergeten bent.