Ik was altijd wel een fan van allround schaatsen. Natuurlijk zat ik in de jaren zestig al als kind voor de televisie via ons enige Nederlandse televisienet in zwart-wit onze Ard, Keessie, Stien Kaiser en Atje Keulen-Deelstra virtueel aan te moedigen. En het waren heroïsche dagen met zware concurrentie uit Noorwegen, Rusland of waar dan ook vandaan. De oorden waar werd geschaatst waren vaak gelegen in pittoreske berglandschappen in verre landen. De weersinvloeden of de conditie van de baan waren soms een belangrijke spelbreker en soms juist niet. Dus naast de voorbereiding van de schaatsers had je ook nog wat geluk nodig. Daardoor werd het nog spannender en was er altijd wel een reden om achteraf discussie te voeren of de juiste mensen op het podium stonden. Naast de all-roundkampioenschappen had je nog de sprinters. In de jaren van mijn jeugd speelden wij als Nederlanders geen enkele rol in dat circuit.
De eerste grote verandering vond plaats toen men binnen ging schaatsen. Tot 1996 werden de mannen- en vrouwentoernooien ook gescheiden –op andere plaatsen- gehouden. Tot dan was het niet echt mogelijk een dubbel programma uit te voeren, omdat men tussendoor teveel tijd nodig had om de baan op orde te houden. De Zambozi’s – de ijsdweilmachines- reden destijds bijna net zoveel op het ijs als de schaatsers. Nederland bracht mooie schaatsers voort, maar was maar zelden in staat een ijsvloer weg te leggen waarop zulke belangrijke toernooien konden worden gehouden. Totdat de eerste overdekte lange baan ter wereld in Heerenveen werd geopend medio jaren zeventig zijn er vooraf slechts twee WK-toernooien in Nederland gereden de afgelopen 50 jaar en die waren in Deventer.
Maar met het binnen schaatsen werden twee belangrijke elementen weggenomen. De mooie omgevingen en de weersinvloeden. Er werden wel veel meer wedstrijden georganiseerd –ook afstandskampioenschappen- om de mondiale ijshallen toch een beetje te vullen. En na een tijdje ging een ander element een veel belangrijkere rol spelen en dat was commercie. De ijshallen waren duur en om de exploitatie op orde te houden moest er dus flink geschaatst worden. Er verschenen tientallen reclameborden en ook op de pakken van de schaatsers verschenen reclame-uitingen. De schaatsers reden niet meer voor het gewest of een landelijke selectie, maar kwamen uit in commerciële ploegen. De laatste zet betekende ook dat schaatsers professionals werden. De techniek werd daarnaast alsmaar verbeterd en ook het materiaal. De wollen mutsen en traditionele noren maakten plaats voor aerodynamische pakken en klapschaatsen. Nog even en de tijden moeten worden geregistreerd in milliseconden om nog vast te stellen wie de winnaar is.
Nu speelt als enige weersinvloed nog de luchtdruk een belangrijke rol en ook op welke hoogte de baan is gelegen. De rest is eenheidsworst geworden. De hallen zijn vaak betonnen karkassen en buiten Nederland zijn de tribunes slechts met een handjevol mensen gevuld. Als je voor de televisie zit te kijken is het enige verschil tussen de toernooien het design van de wollen truien van Mart Smeets. Want zelfs de reclameborden zijn in Rusland, America, Duitsland, Noorwegen of Zweden allemaal gelijk: Nederlands. Geen uitingen van internationale merken, maar oer-Hollandse leveranciers van stroom, mediadiensten of verzekeringen.
En dan de sport zelf. Er zijn ernstige twijfels over de allround-toekomst. Afgelopen weekend werden de Nederlanders zowel wereldkampioen bij de vrouwen als mannen, waarbij bij de mannen zelfs het hele podium oranje kleurde. Onze schaatsers worden zodanig voorbereid, gesponsord en getraind dat het inderdaad echte topsport is en de concurrente niet meer mee kan. Geen land ter wereld die dit zal, maar helaas ook wil, evenaren. Nergens ter wereld wordt er zoveel geld in de schaatssport gepompt. En als die commerciële ploegen nu echte internationale ploegen waren dan zou dit misschien nog tot strijd kunnen leiden.
Het ergste is dat de verveling toeslaat. De tijd is veranderd. Mensen hebben geen zin meer om een kwartier lang naar een duel te kijken waar maar bijzonder weinig gebeurt. De langste afstanden worden op het laatst gereden. Vaak is het –vooral bij de mannen- allang duidelijk wie het toernooi winnend zal afsluiten. En om dan nog uren te gaan zitten wachten om te constateren dat het zo is, zorgt ervoor dat de toeschouwers op tijd naar hun hotel of huiswaarts gaan om de drukte te voorkomen. Bij de ceremonie achteraf zijn slechts nog wat officials en een handjevol diehards aanwezig.
Men heeft het allround schaatsen, de ooit zo mooie ruwe diamant, zover geslepen dat er niets meer van over is. Time for change.