En dan is het ineens echt herfst. Het begint er al mee dat het zomerjackje ineens niet meer dik genoeg is als je gaat lopen of fietsen. Een paar dagen later melden zich ook al de herfstkleuren in de natuur. Nog even heb ik geprobeerd met een late zomervakantie dit moment uit te stellen, maar juist daardoor is de overgang nog veel sneller. Die verleidelijke natuurkleuren ogen prachtig, maar leiden een troosteloze kaalheid in. En dan de onstuimigheid van de herfst. Het valt nu nog mee, maar de wind en regen zorgen ervoor dat je niet vaker buiten komt dan strikt noodzakelijk. Des te fraaier als er dan tussen deze slechte dagen de zon zich nog even laat zien en wellicht er nog een leuke temperatuur weet uit te persen. Dan komen de herfstkleuren nog meer tot zijn recht en lijkt alles prachtig.
Maar onvermijdelijk leidt dit spektakel tot het –gelukkig- tijdelijke verval. Darwinisten geloven in een continue doorontwikkeling van onze natuur en daar geloof ik ook wel in. Maar combineer dit met het cyclische gegeven van dezelfde natuur, dan zie je dat de ontwikkeling door deze omstandigheid niet lineair voortzet.
Door de seizoenen worden ontwikkelingen even stopgezet om in een groeiseizoen weer door te ontwikkelen. Vertaal deze wetmatigheid door van de natuur naar onze mensenwereld dan zou je hetzelfde kunnen zien gebeuren. Neem nu de instorting van het Romeinse rijk. Ergens in de vierde eeuw na Christus stortte dit rijk ineen en alle toch wel hoog beschaafde culturele en technische ontwikkelingen verdwenen haast voor eeuwen, om later weer aan een nieuwe doorontwikkelde cyclus te beginnen.
Ook nu zie ik zo’n soort herfst in de Europese Unie. Na de tweede wereldoorlog opgezet ter bevordering van de economische samenwerking, met als achterliggende gedachte: ‘nooit meer oorlog’, is een succesvolle samenwerking ontstaan. Maar door over-enthousiasme, een te groot geloof in een maakbare samenleving en in de te korte tijd pijnlijk zichtbaar wordende onoverbrugbare culturele verschillen, is het nu herfst geworden in Europa. En net zoals ik probeerde de zomer te verlengen door laat op vakantie te gaan, heeft het Noorse Nobelcomité besloten deze Europese Unie nu de Nobelprijs van de Vrede te gunnen. Een prachtige prijs die bij mij nu overkomt als het vastklampen aan een laatste strohalmpje en ook gezien kan worden als één van de zeldzame zonnige dagen in de herfst waardoor de natuur nog even zijn pracht laat zien voor het verval begint.
Want weliswaar ruim 60 jaar geen oorlog meer, zou dit zomaar kunnen veranderen. Binnen de EU worden de verschillen hoe langer hoe groter. De huidige feiten, dat de ‘corrupte’ zuidelijke staten hun begrotingen niet op orde kunnen krijgen, waarop die op hun beurt weer gaan roepen dat de moeizaam tot stand gekomen noordelijke steun alleen bedoeld is om de schuldenlast aan die zelfde noordelijke staten af te lossen, zouden weleens kunnen leiden tot vijandigheden. Want de gewone Griek, Italiaan, Portugees of Spanjaard in de straat wordt niet geholpen met de steun van de rijke landen. Die moeten de rente en aflossingen ophoesten van die enorme leningen en krijgen daardoor met onmogelijke bezuinigingen te maken, waardoor het uitzicht op verbetering nog kanslozer wordt, En wat heeft deze mens misdaan? Het gevolg is dat er herfststormen zullen komen, vanwege arbeidsmigratie vanuit het zuiden naar het noorden, met protectionistische maatregelen van de inmiddels anti-Europese noordelijke staten tot gevolg. En dan valt de winter in. Dan houdt de diplomatie op en zal de grimmigheid toenemen.
Of we werkelijk in deze winter zullen belanden zal de komende tijd uit het leiderschap van de EU-voorlieden moeten blijken en daarmee de bereidheid tot meer solidariteit en gezamenlijke regels. We zullen elkaar –noord en zuid- echt moeten helpen en op elkaar moeten kunnen rekenen willen we niet in de situatie als voor de tweede wereldoorlog belanden, met kans op oorlog en grote dreiging. Dan zullen we een lange winter tegemoet zien en zal de Nobelprijs voor de vrede kleurloos ergens –waar?- snel worden vergeten.