Verzorgingsstaat afgeserveerd

En opeens gebeurt het. Je ouders kunnen zichzelf niet meer managen. Eén van beiden wordt ziek en men is vanaf dat moment aangewezen op het systeem. Vanaf de jaren zestig was het een soort ultiem doel dat Nederlanders zich geen zorgen hoefden te maken, als dit gebeurde. De verzorgingsstaat was er ineens en iedereen was apentrots dat ons land zowat de beste sociale voorzieningen ter wereld had. Met een relatief jonge bevolking en nog niet zo’n gemiddeld hoog inkomen was deze verzorgingsstaat nog goed te betalen. De AOW gaf zekerheid voor een inkomen na de pensioendatum, het ziekenfonds betaalde je zorgkosten, en de bejaardenhuizen en verpleegtehuizen vingen je op als je niet meer zelfstandig kon wonen. Ook toen betaalde je fors voor het verblijf in de tehuizen. De praktijk was, dat je afgezien van een basisspaarsaldo uiteindelijk alles wat je had opgebouwd uiteindelijk investeerde in je oude dag, als je niet slim vooraf je vermogen had weggesluisd naar de kinderen. Het leek zorgeloos en dat was het ook, omdat je geen keuzes hoefde te maken. Zat je in een verzorgingstehuis, dan werd je gewassen, gevoed en zo veel mogelijk gezond gehouden. Niemand had een idee wat dit allemaal kostte.

Je hoefde ook niets te regelen; eenmaal in het systeem, dan ging het vanzelf. Min of meer was mantelzorg door de omgeving zowat uitgebannen. We zaten in de opbouwfase; we hadden het allemaal druk en waren blij dat we niet werden opgezadeld met de sores van de ouders.

Dat we uiteindelijk onze ouders opsloten in een te kleine kamer en vaak een liefdeloos en eenzaam bestaan lieten leiden, vonden we toen minder relevant. Drie zaken hebben er voor gezorgd dat we hier anders tegenaan zijn gaan kijken: de kosten, de mondigheid en de vergrijzing. De kleine kamers en de lage lonen zorgden in de jaren zestig en zeventig nog wel dat de kosten in de hand werden gehouden. Ook de zorgkosten waren relatief nog laag. Veel kostbare, levensreddende en –verlengende handelingen waren gewoon nog niet beschikbaar, waardoor de premies voor het ziekenfonds ook nog in de hand te houden waren. Bovendien was de levensverwachting aanmerkelijk lager en dus ook de tijd dat men aan het einde hulpbehoevend werd. De welvaart steeg, waardoor de eisen van ouderen over hun huisvesting ook stegen. De mensen werden mondiger en wilde zelf invloed uitoefenen op hun oude dag. De zorg werd duurder: vooral artsen en apothekers hadden een zeer grote verantwoordelijkheid en die werden daardoor bijna onaantastbaar en fors betaald. En door de sprongen in de medische wetenschap werden de kosten van de zorg en de levensverwachting van mensen aanmerkelijk langer. Het ziekenfonds was vroeger voor iedereen tot een bepaald inkomen. Verdiende je meer dan moest je jezelf particulier verzekeren. In beide gevallen had je de mogelijkheid de dekking uit te breiden, maar de inkomensgroep onder de loongrens kon dit meestal niet opbrengen. Het gevolg was dat er sprake was van een 3e en 2e en soms wel 1e klas verpleging. Een systeem dat inmiddels zowat is uitgestorven.

De kosten en kostenverwachting in de toekomst van onze verzorgingsstaat werden een molensteen om de nek van onze economie, zeker toen in 2008 de crisis zich aandiende. Binnen de zorgverzekering betekent dit dat eigen risico’s worden verhoogd, zorgtaken worden uitgesloten en alleen nog extra bijverzekerd kunnen worden. Zo betaal je hoe langer hoe meer voor minder.
Ook de verzorg- en verpleegtehuizen begonnen onder druk te staan. De wensen en eisen van de ouderen veranderden in de loop der jaren. Vroeger waren 65-plussers oude mensen, maar door de betere leefomstandigheden ontstond een fitte seniorengroep, die zoveel mogelijk in eigen hand wilde houden en niet meer verkozen om als een hond in een bench te wonen. Zorg en hulp werd maatwerk en ook gedecentraliseerd. Waar vroeger algemene regelgeving voor bestond, werden taken nu overgeheveld vanuit Den Haag naar de gemeentes. De gemeentes hadden daarna vrijheid om de regels, binnen bepaalde normen, zelf te bepalen. Gevolg was dat het nogal wat uitmaakt of je in gemeente A een voorziening vraagt of in gemeente B. Voor de fitte senior is dat geen punt, die zoekt het goed uit of laat zich adviseren en kiest wat op dat moment voor hem of haar nodig is.

Maar dan wordt men hulpbehoevend en dan wordt het allemaal veel ingewikkelder. Waar heb ik recht op; hoe krijg ik het aangevraagd, hoe wordt het uitgevoerd? Soms zijn de oudjes in het geheel niet in staat dit zelf te regelen en aangewezen op de omgeving. En uiteraard zijn er allerlei bureaus die daarbij kunnen helpen, maar het initiatief ligt wel bij de oudere zelf om stappen te zetten. Als er kinderen zijn, worden die als eerste gevraagd de coördinatie te doen. Juist die kinderen, die zelf met tweeën moeten werken, een kroost hebben en hun handen vol.  Als ouders dat besef hebben voelen ze zich vaak nog bezwaard. Maar het blijft niet bij coördineren. Vaak zullen de kinderen ook in hulp of geld moeten bijspringen. Door de steeds duurdere zorg- en verpleegkosten en de willekeur van de gemeentes ten aanzien van de beschikbaar gestelde mogelijkheden binnen de WMO.  komen ouderen in de problemen en zit de oplossing niet meer in het systeem. Het feit dat je keuzes hebt lijkt mooi, maar mensen moeten wel in staat zijn te kunnen kiezen, zowel financieel tussen de geboden mogelijkheden als geestelijk. Veel ouderen hebben hun ouders oud zien worden in bejaarden- en verpleegtehuizen waar nauwelijks iets gevraagd werd en beseffen dit nauwelijks.
De vanzelfsprekendheid is ervan af. Van elke verandering in het zorgaanbod moet een weloverwogen besluit ten grondslag liggen, wil de oudere niet wegkwijnen of financieel onmogelijke keuzes opgelegd krijgen.
Oud worden is prachtig, zolang je maar gezond blijft en niet hulpbehoevend.
Maar het moment om een besluit te nemen over je einde is meestal te laat. Dan zit je al in de tredmolen van ziekenhuizen, verplegingen, hoop en vrees; je omgeving tegen wil en dank gegijzeld door jouw situatie. Een slecht vooruitzicht.

KLIK OP ONDERSTAANDE KNOP OM DE MIJMERING TE BELUISTEREN

Beoordeel dit bericht