Als we digitale archiefreuzen moeten geloven slaan we elk jaar digitaal evenveel op als alle jaren ervoor samen. Een soort wet van Moore voor archieven. De gegevens en informatie die wordt opgeslagen heeft uiteraard geen zin als wij als gebruikers er geen toegang toe krijgen. In toenemende mate zie je dan ook dat bronnen voor veel gebruikers te openen zijn. Dat kan om allerlei redenen zo zijn: men wil transparantie bereiken, wellicht leren van het verleden –al merk je daar niet veel van-, procesinformatie tot de bron kunnen herleiden voor bewijslast en simpelweg archiveren omdat het kan.
Doordat we zoveel opslaan zijn gegevens ook handel, gouden handel. Door patronen te herkennen in gegevens kunnen slimme analisten een verkooporganisatie helpen om “the next best product” aan hun klanten voor te schotelen. Gegevenspatronen in de tijd helpen je bij het voorspellen van de toekomst. Dat wist zelfs mijn oude geschiedenisleraar in de jaren 70 me al te vertellen.
Met al deze gegevens kun je niets als je niet weet wat je zoekt. Uit die steeds groter wordende brij van gegevens wordt het ook hoe langer hoe moeilijker de informatie te vinden waarnaar jij op zoek bent.
De kunst is daarom om gericht te gaan zoeken en zolang te filteren totdat je de informatie gevonden hebt. Diegene die daartoe het beste in staat is zal de macht over informatie krijgen. En informatie is handel.
Doordat heel veel wordt opgeslagen is in principe dus ook veel te vinden. Vroeger vergaarden wij alle kennis volgens het inductieve principe. Men moest dingen echt leren en tot je nemen, want je moest het ook instant kunnen toepassen en reproduceren. De mooiste voorbeelden zijn taal en rekenen. Daar werd in mijn schooltijd dan ook heel veel aandacht aan besteed. Andere vakken, zoals zaakvakken, zijn veel minder gebonden aan deze inductieve methode. De lesstof van bijvoorbeeld het vak geschiedenis op een school is niet gebaseerd op wat er in zijn totaal is gebeurd, maar is gebonden aan een vooraf gekaderde selectie van bronnen en opinies. Met de huidige inzichten en mogelijkheden om uit de enorme berg gegevens informatie te vinden, zouden we de min of meer gecensureerde inductieve leermethode van zaakvakken meer los moeten laten. Met inductie bedoel ik als vergelijking metselen: Je begint met niets en stapelt stenen op elkaar met cement totdat je een muur hebt. Voor geschiedenis blijft de tijdlijn de uitgangsbron, maar de omstandigheden binnen de tijd en het facet hoe je tegen die omstandigheden wil kijken leren je echt iets van het verleden. Geschiedenisboeken die geschreven zijn door één man, binnen een bepaald kader, leren dat de leerlingen niet. Dat is ook de reden dat we zoveel vergeten van wat we geleerd hebben. En ook de reden dat we een geheel verkeerd beeld kunnen hebben van de geschiedenis. Van Piet Heyn en Michiel de Ruijter staan standbeelden in de steden, zijn er afbeeldingen op bankbiljetten gemaakt en liederen gecomponeerd omdat we –wie zijn WIJ eigenlijk- euforisch zijn over hun daden. Maar als we objectief of met een andere blik naar hun daden zouden kijken, zouden ze op het schavot hebben moeten staan en in de vergetelheid hebben moeten belanden. Deductie is dus voor een zaakvak als geschiedenis de methode om wijzer te worden uit het verleden. In het verleden hadden we te weinig openbare bronnen om dit te doen. Tegenwoordig is zoveel te vinden dat we hier vol op in kunnen zetten. Volgens mij onthoud je dan ook beter wat jij relevant vindt van het verleden. Met deductie bedoel ik overigens zoiets als beeldhouwen uit één blok steen. Je haalt weg wat niet nodig is om te komen tot de huidige vorm.
Bij deductie is het dus belangrijk dat de blok steen groot genoeg is om jouw beeld eruit te kunnen hakken. Vreemd genoeg verdwijnen er ook veel archieven deze tijd, die niet meer te traceren zijn. Ik heb het over verenigingsarchieven. Tot het digitale tijdperk waren er altijd wel fanatieke verzamelaars in een vereniging die alles wat over de vereniging geschreven werd in plakboeken plakten, of het nu notulen waren of stukjes uit de krant, Dat verdwijnt zo langzamerhand. Door de enorme overload en het aantal verschillende bronnen – kranten , websites en social media- is bijhouden van deze informatie niet meer te doen. Bij overdracht van een secretariële functie wordt het archief vaak vergeten, als het er al is. Vaak lijkt een archief voor de huidige of toekomstige activiteiten nauwelijks waarde te hebben. Bovendien wil men de tijd besteden aan het nu. Maar als je op zoek bent naar culturele roots van een gemeenschap en al je bronmateriaal is verdwenen, omdat deze in powerpointjes en word-documenten zijn weggeschreven en daarna zijn gewist, is reconstructie vaak niet meer mogelijk. Wil je dit toch bereiken dan ben je genoodzaakt om met de kleine houvast die je hebt een oproep te doen aan de gemeenschap om toch nog iets boven water te krijgen. Zo heb ik een aantal jaren geleden ter gelegenheid van een reünie van de Jongerenmissen Dongen in 2010 ook nog een deel van het archief kunnen “redden” en verzameld in een website “JMD”, die ik gekoppeld heb aan mijn eigen site. Had ik dit niet gedaan, dan was dit koor wellicht geheel in de vergetelheid gekomen. Maar doordat het nu digitaal is bewaard is het vindbaar en wordt het niet vergeten.
Gek genoeg is dat ook weer een probleem. Mensen vergeten zaken niet voor niets. Als we alles wat we zouden hebben meegemaakt zouden onthouden was ons hoofd te klein. We zouden gillend gek worden van ons eigen inconsequente handelen. Want soms denk je zus en soms denk je zo. Zaken die je minder relevant acht laat je wegzakken in het onder- of onbewustzijn, Digitale opslag kent geen verval of relevante hiërarchie zoals ons brein. Dus als er ooit iets digitaals is weggeschreven blijft dit onveranderd rondzwerven op de servers. En ook al wil je dat gegevens worden verwijderd wil nog niet zeggen dat dit gebeurt. Op het moment dat een rechter uitspraak doet over het verwijderen van informatie van bijvoorbeeld het internet, is er zoveel aandacht voor deze zaak dat er binnen no time tal van digitale kopieën worden gemaakt en weer elders worden opgeslagen. Van erosie is nauwelijks sprake. In het uiterste geval moet je wat verder zoeken, maar de gegevens kunnen weer boven water komen in de vorm zoals ze zijn opgemaakt. Het is dus van het grootste belang dat je dus beseft wat je aan de digitale buitenwereld toevertrouwt.
Bezint eer ge begint.