Als je niet zou kunnen kijken, mis je heel wat. Zelfs al mis je deels het zien van bepaalde kleuren, zoals in Nederland bij 700.000 voornamelijk mannen het geval is door kleurenblindheid, ben je al behoorlijk benadeeld. Weliswaar zijn de overige vier zintuigen zeker ook erg belangrijk, maar zien is letterlijk de meest in het oog springende. Zo gauw je ’s morgens je ogen opent neem je met je ogen van alles waar en acteer je vaak op basis vanwat je ziet. Zo zie je dat je huis rommelig of juist opgeruimd is, neem je de seizoenen waar door naar buiten te kijken. De grootste handicap als gevolg van falende zintuigen, is toch het niet kunnen zien.
Mijn moeder, die onlangs 87 is geworden en te maken heeft met een sterk teruglopend gezichtsvermogen klaagt eigenlijk zelden, behoudens over haar ogen. Ze vindt het verschrikkelijk dat ze zo slecht ziet. Verder hoor je haar niet zeuren, ondanks een legio aan andere ongemakken waarmee ze te stellen heeft. Ikzelf heb een moeilijke relatie gehad met mijn overige zintuigen de afgelopen winter vanwege een zware slepende verkoudheid. Ik kon daardoor maanden met mijn rechteroor niets horen en vervolgens raakte ik mijn reukvermogen grotendeels kwijt. Het was –en is nog deels- heel erg dat je dit overkomt, maar niet kunnen zien is toch het meest vreselijke wat je kunt mankeren aan je zintuigen.
Wat we waarnemen met onze ogen, wordt bijna altijd instant door onze hersenen verwerkt. Je ziet iets, je reageert er op –of niet- en je bent het weer vergeten. In een uitzonderlijk geval kun je bepaalde dingen later nog exact herinneren en voor de geest halen, maar meestal raken deze beelden gekleurd in de loop van de tijd. De waarneming is subjectief. En eigenlijk is dat ook maar goed. We kunnen niet alles onthouden en vele zaken zijn ook niet de moeite waard om levenslang aan te worden herinnerd. En toen kwamen de camera’s
.
In de vorige eeuw werd er al behoorlijk gefilmd, maar veelal waren dit fictieve films of nieuws. Aangezien de kosten erg hoog waren was aanvankelijk de film voor de gewone man onbereikbaar. De chemische films die medio jaren vijftig langzaam de huiskamers binnen kwamen hadden een hoge kostprijs per minuut en pas deze eeuw werd film voor iedereen mogelijk door het digitaliseren van beelden en hanteerbaar maken van camera’s. De kosten van een filmapparaat zijn ook enorm gekelderd. Ik heb ooit nog les gehad in filmen tijdens mijn korte carrière op de Pedagogische Academie van broeder Video. De school had toen al –ik spreek 1976- een videobandrecorder van Akai met één inch beeldbanden. Verder een enorme camera op een driepoot die met veel te korte dikke kabels aan deze noeste recorder werd verbonden. Deze -zeker 40 kilogram wegende- combinatie leverde vage zwart-witte beelden op.
Maar in 2014 is filmen inmiddels gemeengoed geworden en ongemerkt heeft bijna iedereen wel een apparaat waarmee kan worden gefilmd. Niet alleen wordt er gefilmd om nieuws te maken, documentaires of fictie vast te leggen; maar ook de beveiliging van gebouwen, straten en pleinen kunnen niet meer zonder de camera’s. En wat dacht je van het vastleggen van verkeersbewegingen.
Door het alom aanwezig zijn van camera’s worden we, als we buiten ons huis zijn, op allerlei plaatsen op de gevoelige plaat vastgelegd. Meestal is het niet bewust de bedoeling dat je wordt gefilmd, maar het gebeurt wel. Wanneer jouw aanwezigheid en de plaats van een voorval samenvallen en er is gefilmd, dan ontstaat er bewijslast. Je hebt iets gedaan of bent getuige geweest en met de film als steunbewijs kunnen ze je opsporen. Als de film ook nog eens wordt geconfronteerd met bijvoorbeeld een gezichtsherkenningsdatabase, dan word je zo herkend.
Maar ook talloze malen word je gefilmd door voorbijgangers met een smartphone, of –een stuk opvallender- met een tablet. Deze apparaten filmen in zeer redelijke kwaliteit alles wat voor de lens komt. En mag dat allemaal zomaar? Wanneer je een filmpje maakt op de openbare weg is dit toegestaan, omdat dat valt onder de vrijheid van informatiegaring. Dit is onderdeel van de vrije meningsuiting. Maar mensen hebben portretrecht. Dat wil zeggen dat als er een “redelijk belang tegen publicatie” is, je het beeldmateriaal niet zomaar mag publiceren. Het wil niet zeggen dat ze het filmen of fotograferen zelf al mogen verbieden. Voor gewone mensen op straat lijkt het portretrecht niet zo sterk, hoewel daar de nodige juridische discussie over is, aldus ICT jurist Arnoud Engelfriet. Echt in overtreding kun je gaan je als je heimelijk een gesprek gaat filmen. De jurist gebruikt het koppelwerkwoord “lijken” in zijn verklaring, waarmee de toestand van het filmen mogen of niet mogen nogal schimmig wordt. Mag het nu wel of niet?
De discussie laait telkens op als een veenbrand, terwijl het aantal apparaten met film- en fotomogelijkheden gestaag toeneemt. Eén van de nieuwste ontwikkelingen is de Google Glass, waarmee je niet alleen kunt filmen, maar waarbij de film ook gecombineerd wordt met data. Niet alleen je eigen subjectieve waarneming met je ogen wordt dan vastgelegd, maar ook het brein van ‘derden’ -het netwerk van informatiebronnen- wordt aangesproken. Ik las vandaag in de krant dat in de VS al iemand mot in het café kreeg, omdat de persoon een Google Glass op de neus had staan en de overige gasten er niet van waren gediend. Als grote groepen zich gaan keren tegen het filmen op straat kan de privacybescherming wel eens flink gaan botsen met de vrijheid van informatiegaring. En zeker als men met de nieuwste opnameapparaten ook nog extra informatie gaat ophalen. Waar gaat dit naar toe? Lopen we straks allemaal met een soort boerka om onze eigen privacy te beschermen? De tijd zal het leren, maar ik hoop het niet. Het oog wil tenslotte ook wel wat.