Schooltoetsen

In 1975 ben ik geslaagd voor mijn VWO-examen. De schriftelijke examens werden afgenomen in de gymzaal. Je mocht bijna niets meenemen. Zelfs rekenmachines waren nog niet toegestaan. Die waren er toen overigens ook pas net. Als we al moesten rekenen dan gebruikte je de rekenliniaal, alias de gokstok. Ook een liniaaltje, een geo-driehoek en een passer mocht je bij wiskunde nog wel meenemen.

De tafeltjes stonden zover uit elkaar dat spieken niet kon. Niet dat ik ooit gespiekt heb: mijn ogen waren te slecht en bovendien vertrouwde ik mijn collega-leerlingen ook niet echt als het om antwoorden ging. Ik heb de examens op eigen kracht doorstaan.

De voorbereiding op een examen bestond uit “leren”. In het eenvoudigste geval werd van je verwacht dat feitenkennis werd gereproduceerd. Leerlingen gingen dan ook urenlang allerlei lijstjes uit hun hoofd proberen te stampen, om zodoende toch maar een goed resultaat weg te zetten. Omdat het een toetsmoment was, had je ook nog te maken met jezelf. Had je wel goed geslapen? Was je niet te zenuwachtig? Had je iets onder de leden? Als dat allemaal tegen zat kon je zomaar zakken. En bij een herexamen of –tentamen had je daar alweer mee te maken. Vandaar ook dat het centraal schriftelijk werd gecompenseerd met de resultaten die je gedurende de schooltijd had behaald. Met een off-day was nog niet alles overboord.
We zijn nu zo’n 40 jaar verder en wezenlijk is er niet veel veranderd in het toetsingspatroon. Nog steeds gaan leerlingen in gymzalen centraal schriftelijke examens afleggen en nog steeds ben je als examenkandidaat afhankelijk van de vorm van de dag. Nieuw is dat leerlingen allerlei hulpmiddelen hebben om examenstof op te kunnen slaan, zoals hun mobieltjes en tegenwoordig ook smartwatches. Veel scholen hebben al preventief een verbod afgekondigd op het dragen van smartwatches tijdens examens en tentamens en het meenemen van smartphones. Wat schieten we daarmee nu op?
Blijkbaar vinden we het anno 2015 nog steeds belangrijk dat leerlingen en studenten zaken uit hun hoofd weten. Natuurlijk helpt een direct reproduceerbare grote feitenkennis dat je sneller verbanden ziet, maar zegt dit nu alles? Voor talen natuurlijk wel. Als je niet direct woorden en vervoegingen kent, kun je ook niet communiceren in een taal, zeker niet in een gesprek.
Voor rekenen en wiskunde heb je wellicht hulpmiddelen nodig om een vraagstuk op te lossen, maar waarom zou je formules uit je hoofd moeten leren, als je wel weet welke formule je waar moet gebruiken, maar de formule zelf niet zomaar kan opdreunen? Als je dan in staat bent om de formule op te zoeken, kun je veel meer vraagstukken oplossen en wellicht ook complexere vraagstukken.
Maar voor vakken waar kennis niet uit één boek komt, maar er veel bronnen kunnen worden geraadpleegd, is het maar de vraag of je goed bent in een vak als je de inhoud van het boek uit je hoofd kent. Als ik nu leerling zou zijn geweest –met de kennis van nu- zou ik bij een vak waar een paar boeken de basis vormen van de examenstof -die nota bene door één schrijver zijn opgeschreven- me openlijk afvragen of dit wel klopt. Hoe kan één schrijver de waarheid opschrijven, terwijl er een leger aan bollebozen is, dat ook iets zinnigs zou kunnen vertellen over de stof. En hoewel de schrijver waarschijnlijk keurig gedocumenteerd zijn bronnen ook wel in het boek zal vermelden; is dit dan wel uitputtend genoeg om de examenstof ook werkelijk te doorgronden? En weet dan die student meer, dan als hij zelf op zoek is gegaan naar het antwoord?
Veel belangrijker hierbij is of de leerling in staat is het vraagstuk goed te analyseren en een juiste werkwijze hanteert om het op te lossen. De uitkomst moet uiteraard kloppen, maar belangrijker is hoe hij of zij er toe is gekomen. Als de leerlingen naast hun vraagstukken ook beschrijven hoe ze het vraagstuk hebben aangepakt, zegt dat veel meer over de kwaliteit van de leerling dan alleen een goed of slecht antwoord. Bovendien is dit veel meer vergelijkbaar met de realiteit in de echte maatschappij. In mijn werk word ik niet beperkt met betrekking tot het raadplegen van bronnen om een vraagstuk op te lossen.
Het centrale schriftelijke examen is er ook voor bedoeld om een onderlinge benchmark tussen scholen te voeden. Zijn alle scholen kwalitatief te vergelijken? Als de resultaten van een centraal schriftelijk afwijken, zegt dit dan iets over de school? In mijn ogen ben je dan al te laat. Zo’n eindcontrole helpt dan niet meer om een leerling voor te bereiden op het vervolg. Checks op de processen hoe de leerling op het juiste niveau komt gedurende de schoolloopbaan zegt 100 x meer dan een eindtoets. Laat daar onderwijsdeskundigen zich maar over buigen, in plaats van de leerling los te koppelen van de wereld bij een toets, terwijl deze juist in die wereld moet gaan functioneren.

KLIK OP ONDERSTAANDE KNOP OM DE MIJMERING TE BELUISTEREN

Beoordeel dit bericht