Het politieke landschap is een overzichtelijke zaak. De partijen hebben een georganiseerde achterban en -buiten de PVV – betekent dit een vereniging die achter de partij staat of ze juist corrigeert.
Er zijn macro-ideologische en micro-ideologische partijen; kortom partijen die in een brede stroming eenzelfde geluid afgeven (socialistisch, sociaal-democratisch, liberaal, conservatief, confessioneel) en partijen die enkel een belang behartigen (ouderen, dieren). Deze laatste partijen moeten echter ook een mening hebben over allerlei andere zaken en zijn daarom minder goed te duiden of ze nu rechts, links of in het midden staan. En dat laatste komt omdat een politieke partij in de kamer of gemeenteraad over alles een mening hoort te hebben.
De politieke partijen hebben het zwaar. De aanwas van leden stokt al jaren en er zijn hoe langer hoe minder leden bereid om tijd te steken in het verdedigen van politieke idealen.
Er zijn verschillende oorzaken. De moderne mens wordt overvoerd met prikkels, waardoor hij of zij telkens wordt uitgedaagd na te denken hoe dit past bij de ingesleten ideologie van een politieke partij. In de verzuilde samenleving tot ongeveer 1965 was dit allemaal heel duidelijk. Je hoorde tot een zuil en er was over de uitgangspunten van de partij nauwelijks discussie. Dat je ten aanzien van het verkeers- en milieubeleid liberaal was en wat betreft sociale voorzieningen socialistisch betekende meestal dat je politiek niet actief kon zijn. Dan werd je een zwevende kiezer en afhankelijk van de campagne of je tijdelijke interesses werd er een partij gekozen, als je al ging kiezen. Tot 1970 had je die keuze niet en was stemmen verplicht. Vandaar hoe meer verzuild de samenleving hoe voorspelbaarder de uitslag van de verkiezingen. Partijcongressen waren vaak applausmachines. Na de oorlog is de politiek zich over veel meer dingen gaan buigen en zijn zich met behulp van regelgeving overal mee gaan bemoeien. Vaak ook over zaken waar linkse, midden of rechtse ideologieën geen richtlijn voor af kunnen geven. Door coalitievorming en handjeklap werden deze regels doorgevoerd.
Het lijkt erop dat de verzuiling anno 2016 volledig aan het oplossen is. Mensen hebben nog wel meningen, maar de samenhang rondom een ideologie ontbreekt. Het gevolg is dus dat de partijen achterban verliezen, te beginnen met partijleden. Hoe langer hoe vaker zie je dat de partijen via internet hun achterban virtueel mobiliseren om een standpunt in te kunnen nemen op losse onderwerpen. Ook merk je dat het volk het hoe langer hoe minder interesseert wat er politiek gebeurt, zolang de problemen maar niet in hun achtertuin afspelen of hun achtertuin naderen. Had je vroeger de partij nog nodig om beter geïnformeerd te zijn en een wij-gevoel te scheppen en uit te dragen, nu komt het voor dat wanneer je voor een partij de straat op gaat, je wordt uitgescholden. De politiek krijgt de schuld van de verruwde samenleving. Iedereen die een mening wil vormen heeft daar geen politieke partij meer voor nodig. Iedereen kan met Google en internet alles zelf opzoeken. Je hoeft het huis er niet voor uit. De vraag is of we allemaal de juiste conclusies trekken uit deze gegevens-overload. Enige sturing is daar niet bij: het is of dat je een opleiding volgt zonder docenten. Het gevolg is dat populisten met behulp van de social media veel mensen bereiken en verbondenheid proberen te kweken op basis van één standpunt over één onderwerp, zoals het Islam- of vluchtelingenbeleid. Wat zo’n partij de bevolking aandoet wanneer het over de volle breedte standpunten moet innemen of verdedigen, beseffen deze volgelingen niet.
We zitten in een spagaat. Door de vrije meningsuiting en de onnoemelijke hoeveelheid beschikbare informatie, mag iedereen roepen wat hij wil en mag deze persoon er niet op worden aangesproken. Verruwing van de samenleving is het gevolg. Is daar de politiek verantwoordelijk voor? Als je in een samenleving mensen de mond snoert, verstomt ook de politiek. Democratie is de basis van ons politieke systeem. Iedereen mag zijn mening laten wegen in de politieke arena. In een samenleving waar iedereen werkelijk dezelfde kansen krijgt kan een democratie feilloos werken. Als je de verruwing tegen wil gaan betekent het echter dat we meer regels moeten invoeren en handhaven. Daarmee wordt iedereen de mond gesnoerd.
Hoe langer hoe meer zie je dat de maatschappij polariseert door grote tegenstellingen in de basis: rijk tegenover arm, geloof tegenover geloof, wit tegenover gekleurd. In een afgesloten, gecontroleerde wereld, zoals Wilders die propageert creëer je een eigen monocultureel ecosysteem. Dergelijke sekten zijn kansloos: niemand kan zich afwenden van de wereld. En zeker niet in een wereld waar alle informatie zowat instant deelbaar is en waarbij iedereen binnen enkele dagen overal kan zijn. Alle pogingen om terug te keren naar een eigen geïsoleerde identiteit zijn vruchteloze, zielige acties. Kijk naar de mogelijk nakende Brexit. Al gaat deze door, de Britten kunnen niet zonder de rest van de wereld. Het is een illusie dat de Britten hierdoor meer controle over hun eigen handelen krijgen. Maar het politieke systeem met partijen vertegenwoordigt nog steeds een verzuilde samenleving en zij bepalen de keus. En dat terwijl alle partijen hun aanhang -partijverenigingen- met forse schreden ziet slinken, daardoor ook het potentieel om straks te beslissen over ons. Het systeem moet op de schop, maar hoe? In een democratie gaat iets door als 51% voor is, maar dan is bijna de helft nog tegen. Wie heeft gelijk?