Vaarwel Verzorgingsstaat

Ooit waren we er trots op: de verzorgingsstaat. Decennialang was ons land een gidsland met onze systemen voor de wereld voor behoeftige ouderen, mindervaliden, zieken etc. Omdat een verzorgingsstaat overeind houden een dure hobby is, waarbij vooral socialistische principes als ‘draagt elkanders lasten’ belangrijk zijn, werd over deze verzorgingsstaat hoe langer hoe laatdunkender gedacht. Door de steeds rechtsere samenleving zijn dure solidariteitsprincipes op de achtergrond geraakt.

In een ultra-individuele samenleving zoals in de Verenigde Staten is zelfs geen meerderheid meer te vinden om te voorzien in een uitgeklede basisvoorziening. Zorg moet je inkopen of je kunt je ervoor verzekeren. De premies zijn vaak niet mals, waardoor de bereikbaarheid van sommige zorg hoe langer hoe moeilijker wordt. De perverse financiële prikkels, die dit koopmansmodel oproepen, maken de zorg duurder. Een aantal jaren geleden heeft de landelijke politiek het idee opgevat dat zorg dichter bij de burger georganiseerd moet worden. Dus geen landelijke regelingen meer, maar de zorg organiseren vanuit de lokale gemeentes. Als we de zorgtaken lokaal leggen en ervan uitgaan dat directbetrokkenen van de zorgontvanger hierbij participeren, dan kan dit allemaal een stuk goedkoper. De participatiemaatschappij werd geboren. Een nobel streven, waarbij vooral familie en naasten opgezadeld werden met mantelzorgactiviteiten. Op zich niets mis mee, als je naasten in je omgeving hebt, of deze naasten ook voldoende tijd aan de verzorging kunnen (en willen) besteden. Maar in een wereld waar iedereen zijn eigen boontjes moet doppen, moet werken tot hij of zij hoogbejaard is, komen deze taken naast een drukke baan en gaat dit ten koste van je eigen kwaliteit van leven. Daar zit niet iedereen op te wachten, maar het wordt je wel aangerekend als je het niet doet.

e gemeentes die de taken uit Den Haag hebben gekregen -met een flinke participatiekorting ten aanzien van de financiering – hebben uiteraard zelf ook niet de kennis en kunde om de taken uit te voeren. Zo zijn al deze taken verdeeld over verschillende uitvoeringsinstellingen en -bureautjes. Deze schoten als paddenstoelen uit de grond. De directeuren van deze zorgaanbieders bestelden na het binnenhalen van het contract eerst een dikke Mercedes en legden vast dat er een riant inkomen uit de exploitatie moest overblijven. Daarna kwam de invulling van de zorg pas aan de beurt. In mijn woonplaats is samenwerking gezocht met andere dorpen en zijn er met deze kanteling destijds 16 zorgaanbieders gecontracteerd. Met deze totale versnippering werd dus beoogd goedkoper en flexibeler te kunnen werken. Ik ben geen getalenteerde econoom, maar ik kan op de achterkant van een bierviltje uitrekenen dat dit stelsel zeker niet goedkoper is. Wel weet ik dat de kosten hoe langer hoe meer bij de individuele zorgafnemers komen. Vooral de mensen die een groot beroep moeten doen op zorgvoorzieningen zijn vaak ook de mensen die de middelen of verzekeringsdekkingen ontberen om de juiste zorg in te kunnen kopen.

In mijn directe omgeving heb ik gelukkig nog niet zoveel te maken met al deze ellende. De enige persoon in mijn directe omgeving die wel een beroep doet op dit stelsel is mijn 90-jarige moeder.

Qua bemiddeling met instanties doet moeder niets. In het verleden was dit niet nodig en ze heeft simpelweg de vaardigheden niet om bij het juiste loket hulp te vragen. Ze is zeker niet gek of dement, maar altijd zodanig verwend geweest dat deze zorgen sinds het overlijden van haar man 20 jaar geleden door mijn zussen werden overgenomen. Zeker in deze tijd waarbij zorg alleen nog kan worden bereikt via moderne digitale communicatie zou dit niet te doen zijn voor mijn digibetische moeder. Ik vrees dat ze ook al lang zou zijn overleden als de familie er niet was.

Mijn moeder woont in een aanleunwoning bij een verpleegtehuis. Aanvankelijk was ze onafhankelijk van zorg, maar door medische ongemakken moest ze geholpen worden. Er werd een instelling ingeschakeld die enkele malen per dag langs komen om de medische verzorging te doen. Het huis werd schoongemaakt door een dame van een bedrijfje, waarbij de werkneemsters hun baas nog nooit hadden gezien. Als een dagloner moest mijn moeders deze dame per uur een cheque overhandigen na gedane arbeid; die de dame kon opsturen naar het bureautje. Dan kreeg ze een bruto uitkering overgemaakt. Onlangs is het bedrijfje failliet gegaan. Onbegrijpelijk als je eigenlijk niets doet. Door lokale regelgeving werd een tijd lang ernstig beknot op het aantal uren dat de schoonmaakster kon worden ingezet. Lekker klantvriendelijk van de gemeente.
Zo werd het ook moeilijk om zelf de was nog te doen. Mijn zus nam die taak over. Door een zeer beperkt gezichtsvermogen werd ze veel minder mobiel en moest ze geholpen worden om zichzelf te wassen en te verzorgen. Zelf eten koken werd moeilijk en inmiddels eet mijn moeder in de eetzaal van het verpleegtehuis. Tot zover nog overzichtelijk. Maar door een plotselinge verslechtering van haar gezichtsvermogen durfde ze niet meer te lopen. Ze kon dus niet meer naar de eetzaal. Mijn zus heeft geregeld dat er, via een zorgaanbiedertje, mijn moeder zou worden opgehaald zodat ze -tijdelijk- toch kon aanschuiven aan de dis. Dat was ook wel nodig want naast de middagmaaltijd maakte ze eigenlijk gen eten meer klaar voor zichzelf. Ze viel kilo’s per mand af en ook hiervoor hebben we hulp ingeschakeld zodat ze ’s morgens een ontbijtje krijgt en ’s avonds ook nog iets naar binnen krijgt.
Ondertussen zijn er contacten gelegd om ma te verhuizen naar een omgeving waar 24 uur per dag zorg kan worden geboden, maar dat is 1-2-3 niet zo snel geregeld. Bovendien zitten dergelijke ‘producten’ tegenwoordig niet meer in het pakket.
Het huidige proces verloopt niet soepel. Ma is nogal eigenwijs en wil vaak niets eten als het wordt aangeboden: “Ïk heb nog geen honger, ik heb vanmiddag al gegeten” De betrouwbaarheid van de club die deze diensten uitvoert, is ook niet om naar huis te schrijven. Ma is al een paar keer vergeten en de momenten waarop ze moeten helpen, kloppen ook niet altijd. Bovendien doen ze niets in het weekend. Blijkbaar hoeven ouderen in het weekend niet te eten. Dus moeten wij, broer en zussen, in het weekend op en neer rijden om ma te begeleiden. Een medewerker van het verzorgingstehuis, die had aangeboden om ma na de maaltijd terug te brengen naar haar kamer, is inmiddels ontslagen, waarschijnlijk omdat hij zijn taakopvatting te ruim nam. Door de versnippering in de zorg is elke taak beschreven en financieel uit-onderhandeld. Voorbeeld: als een juf die het ontbijtje komt maken, boter uit de koelkast moet halen mag ze dat niet en belt ze mijn zus op. Mijn zus wordt om de haverklap om dergelijke onzinvragen gebeld. Waarom de tijd van het bellen niet besteden om met de klant bezig te zijn, in plaats van ons lastig te vallen?

Maar de medewerkers worden uitsluitend afgerekend op de exacte taken die ze moeten uitvoeren en het belang van de klant staat buiten spel. Zijn ze wel klantvriendelijk en besteden ze maar één minuut langer dan gepland aan de klant, dan vliegen ze eruit.

Vaarwel verzorgingsstaat.

 

Beoordeel dit bericht