Als we het over rechtse speeltjes hebben, dan is het wel arbeidsmigratie. Ondernemers, die veelal in de rechtse hoek bivakkeren, zijn er als de kippen bij -als de winst in gevaar komt- om tijdelijk werknemers te ronselen uit het buitenland om te zorgen dat er een optimaal rendement ontstaat uit de economische situatie. Vaak zijn dit vaklui uit landen waar de lonen een stuk lager liggen dan de salarissen van krachten die vanuit ons eigen land worden ingehuurd. Omdat de capaciteiten van deze werknemers ook nog schaars zijn, is het aanlokkelijk om ze van buiten de landsgrens te halen. Gaat het om werk wat ter plekke moet plaatsvinden, zoals oogsten, timmeren of metselen dan ontstaat er een hele stroom met arbeidsmigranten richting ons land.
Dan is de vreemdelingenhaat even stil aan het rechtse front, want onze VOC-mentaliteit laat kansen niet voorbijgaan. We moeten tenslotte concurreren. Bovendien lijkt het een win-winsituatie want de arbeidsmigranten verdienen bij ons meer dan in eigen land; mooi toch? Ze kiezen er toch zelf voor. Dat de arbeidsmigranten huis en haard achter laten en hier in vaak mensonterende omstandigheden worden ondergebracht, vergeet men even. Belangrijk is dat de arbeidsmigrant onze woning niet inpikt, zoals de burger vreest. Dat doet de kwaliteit van de huisvesting zeker niet ten goede waarmee ook de sociale acceptatie van de migrant achterblijft, omdat ze bij elkaar in ‘kampen’ worden ondergebracht, met alle problemen van dien. Vaak zijn het afgedankte campings of caravanparken.
Inmiddels zijn er zo’n 400.000 arbeidsmigranten in Nederland, ongeveer evenveel als het aantal werkelozen. Omdat het om specifiek werk gaat is het zeker niet vanzelfsprekend dat de werkeloze Nederlanders de vaak tijdelijke vacatures kunnen opvullen. Het woningaanbod kan de short stay huisvestingsbehoefte die door de opleving van de economie is ontstaan niet zomaar opvangen. Omdat inmiddels de spanning op de huizenmarkt ook huizenhoog is, vreest men dat in de normale woningmarkt de woningzoekende Nederlander moet concurreren met de arbeidsmigranten. In de praktijk kopen werkgevers huizen op die te groot of te duur zijn voor een standaardgezin en delen deze op in kamers, zodat de in dienst zijnde arbeidsmigranten deze relatief goedkoop kunnen huren. En de buurt maar klagen, want door verveling en alcoholgebruik zijn het vaak lastige buurtgenoten. Ook worden er kantoor- en bedrijfsgebouwen omgebouwd tot woonruimte, die goedkoop genoeg zijn om aan deze groep te verhuren. Het doet me sterk denken aan de jaren zestig, toen hier in ons dorp de eerste Turkse gastarbeiders kwamen. In mijn prilste herinneringen zie ik ze nog komen, de eerste Turken in Dongen. Ik kan het me nog goed herinneren omdat mijn vader bedrijfsleider was bij Bald, toen één van de grotere werkgevers in Dongen. De fabriek stond midden in het dorp, dus deze Turkse mensen waren zichtbaar aanwezig. Ze sliepen in haastig in elkaar getimmerde hokjes in het inmiddels gesloopte gebouw van looierij Offeciers aan de Tramstraat (nu Looiersplein), dat toen eigendom was van Bald. De woonomstandigheden hadden veel weg van een gevangenis en het gemis aan een gewoon sociaal leven maakte deze mensen ook niet echt gelukkig. De toenmalige arbeidsmigranten leefden in hun eigen wereld en waren aanvankelijk zeker niet van plan te integreren.
Eerder deze week was ik bij een lezing van Özcan Akyol, een jonge tweede generatie Turkse Nederlander, die een succesvol schrijver, journalist en TV-maker is. Zijn analfabetische vader was naar Nederland gekomen om geld te verdienen en terug te sturen naar het vaderland, met de bedoeling om na verloop van tijd terug te keren naar Turkije. Zoals bij zo velen is het niet gebeurd. Het gezin werd herenigd in Nederland en hier werden kinderen geboren. Culturele botsingen en taalachterstand zorgden ervoor dat de tweede generatie bijna een verloren generatie werd, waar criminaliteit gewoon was en de gemeenschap grotendeels gesegregeerd leefde. Voor iemand uit zo’n gemeenschap is het erg moeilijk: ben ik nu Turk of Nederlander. Zeker als je anders bent, dan je Turkse landgenoten en je sterk assimileert ziet de Turk jou als een Nederlander en een Nederlander jou toch nog als Turk, waardoor soms moeilijke situaties ontstaan en waar het lastig is vrienden te vinden. Een cultureel stempel is zomaar niet uitgewist en het is hier zeker geen ‘great big melting pot’, zoals de Amerikanen ons willen laten geloven.
Onwetendheid, andere normen en waarden, onverdraagzaamheid, verschil in rijkdom en vooral religieuze verschillen in opvattingen zorgen ervoor dat de culturele brug niet zomaar geslagen is. Vooroordelen en gebrek aan inlevingsvermogen worden hierdoor gevoed. We zijn te onverschillig om de brug te willen slaan. De meest eenvoudige oplossing van de domme Nederlander is om iedereen maar naar hun thuisland terug te sturen als we ze niet meer nodig hebben. Ze hebben al genoeg van onze voorzieningen geprofiteerd. Het grote verschil is dat wij nog veel meer hebben geprofiteerd van de arbeidsmigrant dan andersom. En het is niet nieuw. Eigenlijk heeft het iets weg van slavernij. Er zijn nog meer overeenkomsten met ons verderfelijke slavenverleden: mensen worden beschouwd als productiemiddelen en zijn verhandelbaar. Maar: we zijn allemaal mensen: laat ons elkaar ook als mensen behandelen en ons niet alleen door geldzucht laten leiden. Laat die VOC-mentaliteit maar varen.
KLIK OP ONDERSTAANDE KNOP OM DE MIJMERING TE BELUISTEREN