Hoop is een mooie houvast. In je hoofd speelt een scenario af, waarbij je op basis van redenering en vertrouwen in de omstandigheden een beeld ziet, wat zomaar uit kan komen. Dat geeft energie om verder te gaan. Als het alleen vanuit de redenering zou zijn dat je iets hoopt, weet je het eigenlijk al zeker en is er eigenlijk geen onzekerheid en spreek je meer van geloof.
Onlangs zag ik een documentaire op de TV die inging op twee zaken: schaken en de door computers berekende match in een relatieshow als ‘Married at first sight’. Hier zien bruid en bruidegom elkaar pas voor het eerst bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De echtelieden zijn bij elkaar gebracht door een match van de computer.
Eerst liet men iets zien van het schaakbord. Er werd een stelling opgezet waarbij schaakcomputers tegen elkaar schaakten en beide tot de conclusie kwamen dat het niets anders dan remise kon worden. Ze staakten de wedstrijd. In de praktijk was deze schaakwedstrijd gespeeld tussen twee grootmeesters en die hielden niet op toen de computers elkaar de hand al hadden geschud. De partij werd door de schakers uitgespeeld en één van de twee wist het om te buigen tot een winstpartij, door een kapitale fout van de tegenstander. Waarschijnlijk hebben beide schakers ook wel gezien dat op enig moment er geen winstmogelijkheid meer in de partij zat, maar hoop was de enige houvast waarop men nog kon bedenken dat het tij zou keren. En warempel, de tegenstander maakte een fout, waardoor de schaakpositie vanuit de remisestand omgebogen werd tot een winstpartij. Een computer kan het dus met al zijn slimme algoritmes dus helemaal fout hebben. Dat bewijst de serie ‘Married at first sight’ ook wel. Slechts een handjevol huwelijken blijken een perfect match.
Blijkbaar is er dus meer dan algoritmes om iets op te bouwen. Er kan iets gebeuren waardoor het algoritme wordt verstoord en blijkbaar is zoiets als hoop dat de tegenstander een fout maakt of toch iets anders in elkaar steekt, niet te berekenen. Wat in het schaakvoorbeeld leidend is, dat er geen sprake van hoop is. De computer gaat uit van alle mogelijke doorgerekende stappen en gaat ervan uit dat de tegenstander dat ook doet. Dat de ander een foutje kan maken voorziet de computer niet, omdat deze ervan uit gaat dat zijn opponent hetzelfde niveau heeft als het apparaat zelf.
Uiteraard worden allerlei onzekerheden verder doorontwikkeld met behulp van de computer. Algoritmes worden steeds meer verfijnd. Hierdoor worden menselijke eigenschappen hoe langer hoe meer benaderd. Maar uiteindelijk blijkt dat sommige eigenschappen niet verder te vertalen zijn in énen en nullen. Hoe kan het toch zijn dat onze hersenen wel in staat zijn anders te redeneren, zonder hiervoor veel tijd of energie nodig te hebben? Niet dat denken de mens geen energie kost, maar het is een schijntje in vergelijking tot het doorrekenen van al die algoritmes om maar zo dicht mogelijk in de buurt van het menselijk brein te komen. Blijkbaar pakt de mens het met zijn hersens dus heel anders aan.
Geloof, de combi van vertrouwen en kennis, is het eindstation van hoop. Voor een gelovige zijn de heilige schriften zekerheden, de eindbestemming staat onherroepelijk beschreven. Het vertrouwen is de weg ernaar toe. Eenmaal op de eindbestemming is de hoop vervlogen.
Hoop is een mooie eigenschap. Het geeft je kracht en optimisme, al is er ook wanhoop, waarbij je dezelfde inzet gebruikt om te leunen op een negatief scenario. Optimisten gaan ervan uit dat je uitverkoren bent: “ik ben en leef gezond en voel me kiplekker; niet iedereen krijgt kanker. Ik ga ervan uit dat ik het niet krijg.” De pessimistische variant koestert wanhoop soms om teleurstellingen te voorkomen: “ik zal wel kanker krijgen, omdat de rest van mijn familie de ziekte ook heeft.” Hoe je hier over denkt bepaalt een groot stuk van je gemoed en leven. Dit onderdeel staat los van logica en is dus ook niet te programmeren. Bovendien kunnen mensen tijdens de hoop/wanhoop-gedachten plotseling door een gebeurtenis volledig omslaan. Die gebeurtenissen zijn ook niet van te voren te voorspellen.
Geloof is het aannemen dat een bewering waar is. Dat is persoonlijk en nergens hoeft er bewijskracht te worden overlegd dat het ook zo is. Het speelt zich af in je hoofd. De hoop zorgt dat je vasthoudt aan het geloof en de voor jezelf als waarheid geformuleerde kaders het geloof zelf. Alle marketeers, zendelingen, missionarissen, verkopers, maar ook publicisten proberen in een mix van informatie jou een geloof aan te smeren. De ene mens is voor al deze prikkels veel gevoeliger dan de andere. De manipulators van het geloof hopen op zwakke zielen. Ze proberen hun waarheid plat te slaan door je te willen laten geloven dat iedereen zo denkt of zou moeten denken. Het is echter aan jou om in dit woud van informatie je eigen waarheid -geloof- te ontdekken. Met alle technische mogelijkheden die we inmiddels hebben is het onmogelijk dit uit te rekenen.
En dat is maar goed ook.