Ik ben ruim 40 jaar lid van één of ander stichtingsbestuur. Niet alleen als lid, maar ook in rollen als secretaris, voorzitter of penningmeester. De stichtingen waar ik een rol in speelde of speel hebben alle niet-commerciële doelen. Logisch, want dat is nu eenmaal een kenmerk van een stichting. De stichting is een faciliterende organisatie zonder winstoogmerk. De stichting regelt dat door doelen te stellen in zijn statuten. Een doel, mag en kan niet zijn dat de stichting haar bestuurders of toezichthouders spekt. Ook belangenverstrengeling moet vermeden worden en het zou een stichting sieren om daarvoor te waken. Stichtingsbesturen worden niet democratisch benoemd, maar zorgen zelf dat ze in stand blijven. Als iemand uit het bestuur stapt zorgt het bestuur zelf dat er een opvolger komt. Zeker in dit IK-tijdperk is het heel erg moeilijk om kandidaat bestuursleden te vinden. Vrijwilligerswerk wil men nog wel doen, maar dat gedoe met verantwoordelijkheid is niet populair. Goede bestuurders vinden is a hell-of-a-job.
Beëdigde notarissen leggen de statuten vast en die waken er -als het goed is- over dat toch niet stiekem er een juridische weg wordt vrijgebaand voor zelfverrijking. Op zich lijkt er dus niets aan de hand. Uiteraard zijn er schimmige constructies bedacht waarbij stichtingen toch een rol hebben gespeeld in zelfverrijking en belangenverstrengeling. Vaak zijn dit vooraf bedachte constructies die al nooit met de zuiverste bedoelingen zijn geschapen. Dat kun je met een wet niet voorkomen.
In het kader dat de overheid van mening is dat haar burgers niet deugen is er een nieuwe wet bedacht: de WBTR. Je zou maar in een bestuur zitten van vereniging of stichting. Vanaf 1 juli is het volgens de commerciële prietpraat van de aanbieders van dure stappenplannen om deze motie van wantrouwen aan de burgers te volgen, een reëel gevaar dat je hoofdelijk aansprakelijk wordt voor je handelen in een bestuur. De WBTR, de wet bestuur en toezicht rechtspersonen, moet ervoor waken dat er onbehoorlijk bestuurd wordt. Alles wat er in de wet bepleit wordt – zorg voor continuïteit, zorg voor gedragen besluiten, neem geen onverantwoorde risico’s, leg alles goed vast – hoeft in mijn ogen geen wettelijk kader te hebben. Al deze zaken zijn als het goed is al vastgelegd in statuten en bestuursreglementen en zou ook in de genen van bestuurders moeten zitten. Bestuurders moeten integer handelen. En dat staat inderdaad niet altijd zwart op wit, maar dit is een kwestie van vertrouwen. In feite word je als bestuurder nu met deze wet per 1-7 per definitie verdacht als je alle besluiten en overwegingen niet zwart op wit met besluitvormingskaders hebt vastgelegd. Je kunt zomaar hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld door de fraude van een ander bestuurslid, het tekort schieten in financiële controle of gedoe met geld. Tot nu toe beschermde de stichtings- of verenigingsrechtsvorm je daarvoor, maar dat is voorbij.
Wat betekent dit in de praktijk? We hebben in onze dorpen en steden tal van verenigingen en stichtingen. Ik woon in een dorp waar zeker honderd verenigingen en stichtingen actief zijn. Al deze clubs hebben besturen, bestaande uit goedwillende vrijwilligers met een groot maatschappelijk hart en vooral hart voor de club waarbij ze besturen. Al die clubs hebben de grootste moeite om continuïteit in de besturen te organiseren. Je ziet dan ook vaak dat bestuursleden bij verschillende clubs tegelijkertijd of achtereenvolgens actief zijn.
Vaak zijn clubs zelfs genoodzaakt te fuseren, omdat het onmogelijk is om nog een bestuur conform de eigen statuten te vormen. Logisch is dus wel dat het belang van de vereniging of stichting voorop blijft. In mijn ogen een taak van notarissen om te voorkomen dat er statuten passeren waarbij de continuïteit niet garant staat. De notaris moet zich niet alleen manifesteren als diegene die een juridisch kader rondom de rechtspersoon formuleert, maar ook inhoudelijk erop toeziet dat de continuïteitsrisico’s zijn afgevangen. Daar zou je geen dure adviesbureautjes voor moeten hoeven inschakelen. Met deze nieuwe wet werpen bureaus zich op dat ze je voor een paar honderd euro helpen met een stappenplan om te voldoen aan de nieuwe regels. Wat ze gaan doen vertellen ze niet, dat krijg je te horen wanneer je de rekening hebt betaald. En wil je het in hun ogen goed doen, dan moet je een duur abonnement nemen. En dat alleen omdat de besturen verantwoordelijkheid voor het falen van medebestuurders of aansprakelijkheid voor wat dan ook moeten afwenden om zelf niet de sjaak te zijn. En wanneer ben je de sjaak? Heb je als stichting een gebouw en wil je dit laten schilderen en gun je dit een plaatselijke ondernemer? Is dat fout, omdat je niet een soort aanbesteding hebt gedaan? Of is dit fout omdat je toevallig de schilder kent en zijn reputatie, hetgeen niet vreemd is in een dorp? Of berekent de schilder een speciaal tarief omdat hij de stichting iets gunt als plaatsgenoot? Wanneer ga je nu in de fout? Wat eis je wel niet van een bestuurder?
Lekker motiverend als je nog ooit van plan bent om zitting te gaan nemen in een bestuur. Je moet wel heel goed weten hoe de vereniging of stichting de zaken voor elkaar heeft, voordat je die verantwoordelijkheid op je gaat nemen. Eigenlijk ben je gek als je in een bestuur stapt, met zo’n zwaard van Damocles boven je hoofd.
En als vereniging of stichting sta je met de rug tegen de muur. Je moet een stappenplan door waarvan je niet weet wat het is , maar aanvoelt dat je de stappen eigenlijk al volgt, uitgaande van je eigen normenkader. En schimmige bureautjes helpen je daarbij voor 240 euro per jaar. Je zou denken dat een wet bedoeld is voor zijn burgers en burgers klip en klaar de consequenties zelf moet kunnen inschatten als zo’n wet wordt ingevoerd. Bepaald niet transparant dus.
Het is wel duidelijk waarom men juist nu vindt dat deze wet er moet komen. De overheid is zelf schuldig aan belangenverstrengeling en vriendjespolitiek. Kijk maar naar de schimmige miljardeninkoop van coronaspullen. Ze hebben blijkbaar zo’n wet nodig om als rechtgeaarde neoliberale bende niet over het randje te gaan. Het besef om integer te handelen is bij deze groep onderontwikkeld. En dan wordt dit afgewend door al die kleine verenigingen een wettelijk bestuurskader voor te schotelen, waarmee ze worden gewantrouwd tot het tegendeel bewezen is. Clubs die met hun vrijwilligers de smeerolie van de maatschappij zijn.
Het stemhokje geeft de bevrijding, maar dan moet je daar wel het goede vakje rood maken.
KLIK OP ONDERSTAANDE KNOP OM DE MIJMERING TE BELUISTEREN