Voor de tweede wereldoorlog waren technische huishoudelijke apparaten met een stekker vaak nog weggelegd voor de mensen met geld. Stroom was meestal wel aanwezig in huis, maar aansluitmogelijkheden waren zeer beperkt. In ons huis waren er bijvoorbeeld aanvankelijk maar vier stopcontacten en één groep. En dat was in 1960. De groepenkast werd uitgebreid naar 2 toen er een wasmachine kwam. Dus het aantal elektrische apparaten bleef erg beperkt. En als er dan al één gekocht werd hadden mijn ouders het idee dat het apparaat eeuwig zou blijven werken. Oke, er kon iets aan kapot gaan, maar dan werd het wel gerepareerd. De radio die mijn vader half de jaren 50 kocht werd pas in de jaren 70 vervangen. Vervangen werd pas gedaan als repareren niet meer mogelijk was. Er waren dan ook legio monteurs in de technische winkels aanwezig om je apparaat weer aan de praat te krijgen. Kijk je nu in de winkelstraten dan gaat het alleen over verkoop en hopelijk een beetje advies.
De apparaten die je nu koopt daar weet je al van dat de levensduur niet onbeperkt is. En dat heeft dan niet alles te maken met de degelijkheid van het apparaat zelf, maar de functionaliteit wordt ingehaald of de omstandigheden wijzigen. Als je bijvoorbeeld een smartphone koopt krijg je een updategarantie. Voor het ene merk is dat twee versies, ofwel pakweg 3 jaar en bij het andere merk kan dit 4-5 jaar zijn. Vaak is: hoe duurder de telefoon hoe langer de updateperiode. Houd je telefoon er na de updateperiode mee op? Vaak nog niet meteen, maar je zult merken dat nieuwere smartphone meer functionaliteit biedt en sommige van je apps, de toepassingen op de telefoon, werken plotseling niet meer. Bovendien schermen de producenten met het feit dat wanneer je niet update, je cyberbescherming niet meer gegarandeerd is. Ben je gevoelig voor deze bedreiging of nieuwe functionaliteit, dan wordt er een nieuwe smartphone gekocht. De oude smartphone verdwijnt in een la: technisch nog helemaal in orde, afgezien waarschijnlijk van de accu, maar hij zal nooit weer worden gebruikt. Of je brengt de smartphone naar een plek waar ze gerecycled worden. In de smartphones zitten onder andere edelmetalen die weer kunnen worden hergebruikt. Maar een smartphone 16 jaar gebruiken zoals mijn vader zijn oude Grundigradio, dat is onmogelijk.
Tot nu toe ging het bij telefoons over veiligheid en functionaliteit van de telefoon zelf, maar sinds dit jaar is er nog een nieuwe kritische functionaliteit bij gekomen: het netwerk. We zijn in ons land in opmars voor 5G en het getal vijf geeft aan dat er al voorgangers waren. De meeste smartphones kunnen ook gebruik maken van GPRS en 3G als 4G en wellicht 5G niet bereikbaar is. Maar de bedoeling van de providers is om GPRS en 3G te ontmantelen. Het is verouderde techniek, die kwalitatief slechter is en veel bandbreedte slurpt. Met het wegvallen van deze frequenties waarop deze platformen werken, ontstaat een veelvoud aan mogelijkheden in de moderne technieken. Een vergelijkbaar traject speelde bij TV, waarbij men de analoge zenders uit het pakket haalden en bij radio, waar men al bijna 20 jaar bezig is om de FM naar DAB+ te krijgen. Deze laatste move is niet erg succesvol tot nu toe.
Het blijkt dat de verouderde 2G techniek nog volop wordt gebruikt in apparaten die op afstand worden uitgelezen, zoals slimme meters, op afstand bedienbare verlichting en apparaten en alarmsystemen. Het tempo om de oude techniek af te bouwen is bij de ene provider hoger dan bij de andere. Men zou dan kunnen overwegen om tijdelijk van provider te wisselen, maar ik denk dat de overgebleven providers niet zitten te wachten op een hausse van aanvragen op de oude techniek. Ik denk dat in korte tijd de 2G en 3G abonnementen enorm gaan stijgen in prijs, om de klanten alsnog te verleiden om snel over te schakelen naar 4 of 5G. Vooral aanbieders van apparaten waarvan vooraf de levensduur op tientallen jaren was ingecalculeerd zitten niet te wachten dat na een paar jaar een enorme omruilactie moet plaatsvinden. Bepaald niet duurzaam, want de oude apparaten werkten nog prima en zouden nog jaren mee kunnen gaan. Bovendien een zeer kostbare actie, waarvan de kosten uiteindelijk zullen worden afgewenteld op de klant.
Het is logisch vanuit het oogpunt van de maker van spullen, dat vervanging op enig moment noodzakelijk is. Zou een apparaat eeuwig meegaan dan is de markt uiteindelijk verzadigd en gaat jouw fabriek failliet. Een mooi voorbeeld was een maker van schrootmolens in de whisky-industrie. Dat bedrijf maakte schrootmolens, die nooit kapot gingen en wel meer dan 100 jaar mee gingen. Het gevolg was dat zijn bedrijf moest sluiten en nieuwe stokerijen noodgedwongen schrootmolens moeten kopen waar wel onderhoud aan zit. De vraag was er, maar het aanbod niet meer.
Vanuit onze duurzaamheidsdoelstelling zou je juist willen dat niet alleen software maar dat er ook updates komen van hardware- spullen-. Het nadeel is dat je dan waarschijnlijk aan de buitenkant niet kan zien dat je met de nieuwste techniek rondloopt. Dat vindt de consument, die graag pocht met zijn spullen, weer helemaal niets. Maar we weten allemaal dat we met onze consumptiehonger de aarde aan het uitputten zijn. Soms raken grondstoffen letterlijk op en zijn er geen of heel dure alternatieven. Hoe kunnen we het besef van duurzaamheid gaan stimuleren? Zelfregulatie lijkt me onmogelijk en ook lokale aanpak is te kleinschalig.
De VN misschien?